FRAGMENTS FROM THE BOOK "SECRETS OF THE HEART"
HOW TO MAKE FRIENDS WITH A SUNBEAM
Kan je een zonnestraal verlaten?
Alles ging goed toen op een dag bij het ontbijt Snelvoet zei: ‘Roodje, weet je dat de muizen in het bos woedend op jou zijn?'
‘Hoe komt dat?' vroeg Roodje verbaasd. ‘Ik heb ze toch niets gedaan?'
‘Ze hadden een eenvoudig leventje, maar nu als ze door een vos of een wilde kat gevangen worden dan krijgen ze nu altijd te horen: ‘Breng me de wortel van het leven en ik laat je gaan'. Dus nu doen de muizen allerlei rare beloften om maar vrijgelaten te worden. Ze weten echter niet hoe die wortel van het leven eruit ziet en waar deze gevonden zou kunnen worden. En nu zijn de vossen en wilde katten weer boos geworden op de muizen, omdat de muizen hen bedriegen. De vossen en wilde katten nemen wraak door op de loer te gaan liggen of holen van muizen te vernietigen. De muizen in het bos zeggen maar één ding: ‘Laat Roodje ons leren hoe we die wortel van het leven kunnen vinden of laat hij anders maar vertrekken uit het bos'. Zij willen dat alles weer wordt zoals het vroeger was.
‘Wat bedoel je?' vroeg Roodje met ongelukkige stem. ‘Ik weet niet waar ik de wortel van het leven kan vinden, dat weet je toch? En vond je zelf ook dat het leven vroeger beter was? Vossen hebben altijd op muizen gejaagd'.
‘Ze zeggen dat als je vroeger door een vos gevangen werd, dat je leven dan afgelopen was. Nu is er echter een kleine kans dat je kan ontsnappen, maar uiteindelijk zijn de muizen er nog slechter aan toe, omdat de vossen onze holen vernietigen.
De broer van Roodje nam het echter voor hem op; ‘Waarom valt iedereen hem aan? Hij doet goed werk door de planten water te geven. Hij bemoeit zich niet met de zaken van anderen. Hij is toch niet degene die de holen van iedereen vernietigt? Waarom wil iedereen dat hij vertrekt?'
‘O broer van me', zuchtte Roodje. ‘Misschien is het toch mijn fout. Als alle muizen tegen mij zijn dan moet ik wel vertrekken. Ik ga wel bij het meer wonen. Misschien kan ik daar een goed plekje vinden om er een huis te bouwen. Ik ben daar wel eens eerder geweest, samen met Snelvoet op een ontdekkingstocht. Ik kan me de open lucht nog goed herinneren. Het was zelfs zo of het meer een lied zong. Ik kon het toen niet begrijpen, maar misschien, als ik nu goed luister, dan kan ik het lied nu wel volgen'.
Hij zat even stil en ging toen verder: ‘Ik snap de muizen niet dat ze vonden dat het vroeger beter was, want nu is er toch een kans om te ontsnappen. Zelfs het kleinste beetje hoop moet je toch blij maken of niet soms? Als ik met de zonnestraal praat dan vult hij mijn hart met hoop en mijn leven wordt dan makkelijker en gelukkiger. Maar de muizen zijn anders. Ze willen dit niet horen, dus er zit niets anders op dan dat ik vertrek en een nieuw huis ga zoeken'
‘Ik zal je helpen, Roodje,' zei Snelvoet. De broer van Roodje zei: ‘Kom maar mee en pak maar zoveel eten als je wil. Ik zal wel een lekker hapje voor je klaarmaken'.
Terwijl de broer van Roodje het eten klaarmaakte, ging Roodje afscheid nemen van al zijn vrienden: de kleine eikenboom, de spar en de zonnestraal. Toen hij bij de eik was, zwaaide de kleine boom naar hem en liet twee nieuwe groene bladeren zien.
‘Als ik even snel als jij zou groeien, dan zou niemand mij kunnen dwingen het bos te verlaten,' zei Roodje en hij glimlachte naar zijn vriend. ‘Blijf maar groeien en zorg goed voor jezelf. Ik kom je bezoeken wanneer ik maar kan'.
Daarna klom hij in de spar en probeerde tot rust te komen en te luisteren naar de zonnestraal. Hij voelde zich echter zo treurig dat hij zich niet meer kon beheersen en hij begon te huilen. Hij voelde zich zo ellendig, dat zelfs de vriendelijke aanraking van de zonnestraal hem niet kon opbeuren.
‘O, zonnestraal, ga alsjeblieft weg', zo huilde hij. ‘Kijk maar niet naar mij. Je ziet toch dat ik huil. Ik kan nu niet met je praten. Waarom is iedereen toch zo gemeen? Waarom maak ik dit mee?
‘Ik vind het ook moeilijk,' zei de zonnestraal terwijl hij de vacht van de muis zachtjes aaide. ‘Ik heb buiten jou niemand om mee te praten'.
‘En ik moet jou verlaten, zonnestraal. Iedereen zegt dat ik dat ik moet vertrekken en niemand zal er meer met je praten,' snikte Roodje en hij barstte in tranen uit.
‘Maar kleine, lieve Roodje! Ik zal altijd bij je zijn en dat zal niet veranderen, waar je maar bent. Hoe kan je dat vergeten? Zelfs al zou je me vergeten, dan ben ik nog bij je. Kop op! Niet treurig zijn. Ik beloof je dat de weg vooruit een makkelijke zal zijn die met zonlicht gevuld zal worden. Je kan nergens lopen of ik ben daar ook. En als ik bij je kom, dan zal je me altijd herkennen, omdat je een muis bent die weet wat je ziet'.
‘Echt?' zei Roodje die zijn tranen wegveegde. ‘Ik ben niet treurig meer. Kunnen we nu vertrekken, zonnestraal?'
En zo vertrokken ze met zijn drieën: De zonnestraal, Roodje en Snelvoet. De spar nam snel nog afscheid van Roodje en zei: ‘Goede reis, kleine muis en vergeet nooit wat echt belangrijk is'.
Page 1 of 5